Kennen en herkennen; Informatiepositie op radicaliserende personen

Een goede informatiepositie met een bruikbare registratie van persoonsgegevens vormen het vertrekpunt voor een goede beeldvorming over de persoon of groep en uiteindelijk een succesvolle aanpak van radicalisering en extremisme.
Vragen vooraf:
- Moeten wij zo nodig persoonsgegeven registreren? Zo ja
Waarom registeren wij? - Hoe en wat registeren wij?
- Mag dat allemaal wel conform AVG en wat is uiteindelijk het nut van dit alles
Hoe ontstaat radicalisering en uiteindelijk terrorisme
Na een terroristische aanslag worden door diverse deskundigen van meerdere wetenschappelijke disciplines onderzoeken gedaan naar de herkomst van de daders, hun achtergrond, connecties, bekendheid bij politie en overheidsinstanties, drijfveren en motieven.
Vragen die daarbij op tafel komen zijn: Hoe komt de dader tot zijn uiteindelijke daad? Waarom is betrokkene (of betrokken groep) geradicaliseerd? Heeft er invloed van buitenaf plaatsgevonden? Zijn er triggerfactoren in het spel die tot radicalisering hebben geleid? Hoe verloopt zo’n radicaliseringsproces. En tenslotte waar en wanneer kan preventief worden geïntervenieerd om radicalisering en terrorisme te voorkomen?.
De uitkomsten van de diverse onderzoeken door criminologen, psychologen en sociologen komen eigenlijk allemaal uit bij een radicaliseringsproces met een piramidale opbouw. Door de invloed van diverse triggerfactoren vindt stijging plaats in de pyramide, die uiteindekijk leidt tot terrorisme.
In de door Abraham Maslow ontwikkelde behoeften pyramide worden de 5 fasen weergegeven die uiteindelijk leiden tot zelfontplooiing. De hoogste stap kan alleen worden bereikt door eerst de 4 voorgaande fases/stappen te hebben vervuld.
Als de fasen zijn doorlopen en de top is bereikt is men gelukkig en wordt men gewaardeerd. Je bent dan een stabiele persoonlijkheid die zich in de maatschappij goed kan redden.
Radicalisering treedt op wanneer de eerste drie fasen, door welke redenen dan ook, niet vervuld kunnen worden. Betrokkene heeft bijvoorbeeld geen huisvesting, geen werk, heeft geen uitzicht op een positieve toekomst. Hij heeft daardoor in de gevangenis gezeten voor inbraak, diefstal, geweldsdelicten, etc. en verliest hierdoor vrienden en familie. Hij wordt niet meer gerespecteerd en gewaardeerd in de reguliere maatschappij. Als tegenreactie radicaliseert betrokkene en wordt gevoelig voor extreem gedrag en wordt daarna door een aantal triggerfactoren lid van een extremistische groepering. De weg naar terrorisme is ingeslagen. De behoefte pyramide van Maslow kan gespiegeld worden aan “the staircase to terrorism” van Moghaddam.
Onderzoek wijst onomstotelijk uit dat geradicaliseerde terroristen bijna altijd uit onvrede met de maatschappij tot deze daden komen. De problemen ontstaan bij het niet vervullen van de eerste 3 treden van de pyramide van Maslow. Men is dan rijp voor radicalisering zoals aangegeven in de derde trede van de staircase van Moghaddam. Ook blijkt dat terroristen bijna altijd een criminele achtergrond hebben of in het veiligheids- of sociaal domein bekenden zijn van justitie en de sociale zorgverleners.
Wel bekend maar niet gekend en herkend
Dit betekent in feite dat radicaliserende personen en -groepen bijna altijd al ergens in het veiligheids- of sociaal domein in een systeem geregistreerd zijn, maar nooit als radicaliserend of als extremist zijn gelabeld. Er is daarvoor dan ook nooit (of niet op tijd) een persoons- of groepsgerichte interventie ontwikkeld of uitgevoerd om de radicalisering te stoppen.
Hoe kunnen wij radicalisering herkennen en aanpakken
Fouten en “lessons learned” uit het buitenland
Beschikbare informatie bij de partners werd niet of niet volledig gedeeld. Potentiele gevaren voor radicalisering en terrorisme zijn helemaal niet of niet tijdig onderkend, omdat men dat aspect onvoldoende op het netvlies had met uiteindelijk desastreuze gevolgen.
Om in Nederland niet dezelfde fouten te maken moeten er een paar dingen gebeuren.
1. Er moet met een ander perspectief naar de reeds beschikbare persoons- en
groepsinformatie gekeken worden. In dit geval moet de focus liggen op mogelijke
radicalisering en extremisme. (dat geldt voor links- rechts en islamitisch
extremisme). Tot nu toe werd alleen naar criminele en sociale aspecten gekeken.
2. Vroeg-signalering van radicalisering moet echt inhoud gaan krijgen.
Eerder delen is beter dan het achterhouden van belangrijke informatie. (in de 4 grote
steden is radicalisering al een issue aan het worden).
3. Dit betekent dat de informatiepositie over personen en groepen aanzienlijk verbeterd
moet worden door input van alle betrokken partners om tijdig een vroeg-signalering
voor radicalisering te kunnen doen.
4. Er moet in gezamenlijkheid in een afstemmingsoverleg afgestemd worden over de
voor dat afstemmingsoverleg aangemelde vroeg-signaleringen.
5. Als in het afstemmingsoverleg de vroeg-signalering wordt gelabeld als “vermeende
radicalisering” moet door alle betrokken partners een informatie veredeling worden
doorgevoerd door vanuit de eigen organisatie alle relevante informatie toe te voegen
waarna een diepte analyse met de focus op radicalisering, extremisme en terrorisme
kan plaats vinden.
6. Als de eerste “survey” c.q. analyse duidt op radicalisering of islamitisch extremisme
dient er een beeldvormend gesprek met betrokkene of de groep plaats te vinden om
het onderzoek af te ronden en uiteindelijk de juiste analyse te kunnen maken.
Het spreekt voor zich dat het gesprek met betrokkene of groep gevoerd wordt door
een vertrouwenspersoon van betrokkene of door iemand waarmee betrokkene of
groep regulier contact heeft. Aan de hand van de antwoorden op de vragen kan men
een betrokkene of een groep verder duiden of indelen in een specifieke groep en
plaatsen op de staircase van Moghaddam.
7. Tot slot kan binnen de persoons- of groepsgerichte aanpak besloten worden tot het
uitvoeren van een plan van aanpak om het radicaliseringsproces te stoppen. Of in
ernstigere gevallen op te schallen naar de Politie en OM en het dossier over te dragen.
N.B.
Bij het gesprek dient te worden gevraagd naar de drijfveren/motieven voor het gedrag. Dan worden de diverse perspectieven/motieven inzichtelijk. Deze perspectieven/motieven zijn: religieus; ideologisch; sociaal maatschappelijk; psychologisch en criminologisch. Als er sprake is van aansluiting bij een groepering komen groeperingen en indelingen uit de links- en rechts extremistische hoek in beeld en komen ook die in de Islam aan de orde, zoals, Soennitisch, Sjiitisch, Salafi, Wahabi en de Moslim Broederschap in beeld. Waarna een verdere uitsplitsing mogelijk is naar rechtsscholen, leerstellingen om uiteindelijk uit te komen bij de extreme en gevaarlijke groepen de salafisten en jihadisten.
Om van de bovenstaande 7 punten een standaardproces te maken zou deze procedure opgenomen moeten worden in de persoonsgerichte aanpak. Dat kan door aan het bestaande systeem een tab met de titel “radicalisering” toe te voegen waaronder de bovengenoemde procedure met vroeg-signalering en triggerfactoren kunnen worden opgenomen. In voorkomende gevallen kunnen binnen het systeem radicalisering en extremisme zichtbaar worden gemaakt.
Wie zien als eerste de signalen van radicalisering
Uit het bovenstaande blijkt dat de voedingsbodem voor radicalisering en extremisme de huidige samenleving is waarin bepaalde personen hun draai niet kunnen vinden. Ze kunnen niet opklimmen op de treden van de behoeften pyramide van Maslow en komen in verzet tegen de maatschappij en de gevestigde orde. Vaak zijn deze personen al om andere redenen in beeld bij justitie, politie, de gemeente en de sociale hulpverleners. Door de onderlinge contacten die de overheid en de sociale partners met de betrokken personen en groepen onderhouden, kennen zij de leef- en woonomstandigheden alsmede de (sociale) problematiek van de betrokkenen en de groepen. Het zijn dan ok die professionals die het beste de gedragsveranderingen bij de betrokken personen en groepen kunnen waarnemen. Het zijn juist deze gedragsveranderingen en soortgelijke signalen die door deze professional met elkaar gedeeld moeten worden om radicalisering te kunnen duiden.
Officials en professionals die het meest met de gedragsveranderingen te maken krijgen zijn de medewerkers van de reclassering, de uitvoerders van de nazorg ex-gedetineerden, de verleners van bijstand, medewerkers van het jeugdteam, het sociaal team, Veilig Thuis, de jongerenwerkers, streetcoaches, BOA’S en wijkagenten, onderwijzers, etc.
Wat moeten we registreren en hoe krijgen wij in de bestaande systemen radicalisering in beeld?
In de bestaande registratie systemen van deprofessionals in het veiligheids- of sociale domein dient ten behoeve van de persoons- gezins- en groepsgerichte aanpak ook de signalering van radicalisering alsmede de aanpak van dit probleem een belangrijke plaats te krijgen. Er zijn een 4 tal aanpassingen/toevoegingen nodig waar het SMART-Veiligheid platform van de C3Group al is op voorbereid.
1.) Er moet een vroeg-signaleringsmogelijkheid komen.
2.) Er moet een doorkoppeling van de vroeg-signalering komen naar de overige betrokken sociale- en veiligheidspartners.
3.) Er moet een aparte ruimte zijn voor de registratie van feiten en gebeurtenissen die voor betrokkene als triggerfactor aangemerkt kunnen worden.
4.) De registratie van de reacties van betrokkene op de ervaren triggerfactoren en zijn veranderingen in zijn/haar gedrag, verbale uitlatingen en bejegeningsprofiel.
Geadviseerd wordt om in het eigen ketenregiesysteem binnen de eigen kolom en tevens bij de PGA dossiers van de gemeente onder een nieuwe tab “radicalisering” in een “rolmenu” de volgende triggerfactoren voor radicalisering in de persoons dossiers op te nemen.
- de confrontatie met de dood (gesneuvelde familieleden die IS strijder waren of familie die bij oorlogshandelingen zijn omgekomen (b.v. bombardementen in Syrië, Jemen, etc);
- problemen thuis;
- verlies van werk;
- schooluitval;
- directe ervaringen van discriminatie, racisme en uitsluiting;
- aanvaringen met autoriteiten, en detentie.
- het verbreken van sociale bindingen;
- het ontmoeten van een radicaal persoon;
- de toetreding tot een radicale groep;
- het sluiten van een huwelijk;
- deelname aan een training;
- en de confrontatie met propaganda.
- het oproepen tot actie;
- waargenomen aanvallen op de eigen groep;
- en overheidsbeleid gericht op de eigen groep of radicalisering.
Voor zover die specifieke triggerfactoren voor betrokkene of groep aan de orde zijn kan dat in de dossiers worden aangekruist, onder vermelding wat de reactie van de betrokkene daarop is geweest. Bijvoorbeeld een opvallende verandering in gedrag, verharding van standpunten extreme uitlatingen over de overheid of andersdenkenden, etc.
Samenvattend
Beeldvorming over een radicaliserende persoon of groep ontstaat door:
- Starten met de registratie van relevante standaard persoons informatie die nodig is voor een persoons-gezins of groepsgericht aanpak;
- Verdere informatie veredeling door input van de betrokken sociale en veiligheidspartners waardoor de leefgebieden en de persoonlijke problematiek in beeld komen en daardoor vroeg-signalering voor radicalisering mogelijk is ;
- Centraal afstemmingsoverleg beleggen met de betrokken partners met de focus op radicalisering en terrorisme;
- Verdere diepte analyse van de registratie ingezoomd op radicalisering en terrorisme.
Indien de registraties SMART worden uitgevoerd levert de AVG geen problemen op voor de registraties die nodig zijn voor het onderkennen van radicalisering en extremisme,
Het kan sporadisch voorkomen dat personen met problemen helemaal onder de radar blijven. Dat kan alleen als ze de overheid op geen enkele manier nodig hebben (geen uitkering, geen schulden, geen politie antecedenten) Illegaal terugkerende Syriëgangers die via België of Duitsland ongezien binnen komen en genoeg financiële middelen hebben of familie of vrienden hebben die ze gratis onderdak bieden. De AIVD heeft daarin een taak. De gemeente loopt tegen deze mensen aan bij adrescontroles.
Veel plezier en succes in de samenwerking die nodig is om radicaliserende mensen tijdig te herkennen en te helpen.